Woordenlijst

voltooien, klaar zijn

Wǒ gēn nǐ hái méi wán.

‘Ik ben nog niet klaar met jou.‘

Kàn-wán le ma?

‘Ben je uitgekeken?‘

Zhème hǎokàn, wǒ zhēn kàn-bu-wán.

‘Het is zó mooi, ik raak niet uitgekeken!‘

yìdiǎn

一点

bepaling

een beetje, wat

Chī yìdiǎn ba.

‘Eet maar een hapje.‘

Zhēn bú cuò! Tā huì shuō yìdiǎn Zhōngguóhuà le.

‘Geweldig! Hij kan nu een beetje Chinees praten.‘

bǐnggān

饼干

zelfstandig naamwoord

koekje

Yǒu yì zhǒng bǐnggān wǒ tèbié xǐhuān.

‘Er is één soort koekjes waar ik echt gek op ben.‘

niúnǎi

牛奶

zelfstandig naamwoord

(koe)melk

Hélán de niúnǎi bú cuò. Zhōngguórén hěn xǐhuān hē.

‘Nederlandse melk is prima. Chinezen drinken die graag.‘

hē

喝

werkwoord

drinken

Mā, zánmen hái yǒu shénme hē de ne?

‘Mam, wat hebben we nog te drinken?‘

zhèyàng / zhèiyàng

这样

bijwoord

zo, op deze manier

Zhèyàng shuō huà bù kéyi.

‘Zo mag je niet praten.‘

chū

出

werkwoord

1. ergens uitgaan, ergens uitkomen

chū guó

‘je land verlaten‘

chū jiā

‘je familie verlaten‘

2. (met -lái en -qù)

chū-lái / chū-lai

‘naar buiten komen‘

chū-qù / chū-qu

‘naar buiten gaan‘

dōngxi

东西

zelfstandig naamwoord

ding

Zhèi shì shénme dōngxi ne?

‘Wat is dit voor ding?‘

bìng

病

zelfstandig naamwoord

ziekte

Nǐ de bìng hǎo le ma?

‘Ben je weer beter?‘

bìng

werkwoord

ziek zijn

Nǐ bìng le ma?

‘Ben je ziek?‘

shēng bìng

生病

werkwoord + zelfstandig naamwoord

ziek zijn

Wǒ mā shēng bìng le, yào gěi tā mǎi dōngxi.

‘M’n moeder is ziek, ik moet boodschappen voor haar doen.‘

rè

热

bijvoeglijk naamwoord

heet, warm

Jīntiān zěnme zhème rè ya!

‘Wat een hitte vandaag!‘

yīshēng

医生

zelfstandig naamwoord

dokter, arts

Táng yīshēng de nǚ’ér zài Yīngguó xué yīxué.

‘De dochter van dokter Táng studeert medicijnen in Engeland.‘

shǎ

傻

bijvoeglijk naamwoord

dom, stom

Āyō, nǐ zhēn shǎ

‘Allemachtig, jij bent écht dom.‘

yòng

用

werkwoord

gebruiken

Wǒ yòng-yong nǐ de chē, hǎo ma?

‘Is het goed als ik je auto even gebruik?‘

yòng

zelfstandig naamwoord

nut (met yǒu‘hebben’ of méi yǒu‘niet hebben’)

A. Nǐ zhèiyàng zuò méi yòng.

B. Yǒu yòng a!

A. ‘Als je het zo doet heeft het geen nut.’

B. ‘Jawel!‘

yìqǐ

一起

bijwoord

samen

Zánmen yìqǐ qù ba.

‘Laten we maar samen gaan.‘

āsīpǐlín

阿司匹林

zelfstandig naamwoord

aspirine

Nǐ tīng wǒ shuō: chī zhème duō āsīpǐlín méi yòng.

‘Luister naar me, zoveel aspirines innemen heeft geen zin.‘

Zhōngyī

中医

zelfstandig naamwoord

1. Chinese geneeskunde

Hěn duō wàiguórén zài Zhōngguó xué Zhōngyī.

‘Veel buitenlanders studeren Chinese geneeskunde in China.‘

2. dokter die Chinese geneeskunde doet, Chinese dokter

Wǒ xiǎng kàn Zhōngyī.

‘Ik wil naar een Chinese dokter.‘

érzi

儿子

zelfstandig naamwoord

zoon

Tā yǒu sān ge érzi, suóyi méi shíjiān gōngzuò.

‘Ze heeft drie zoons, dus heeft ze geen tijd om te werken.‘

yào

药

zelfstandig naamwoord

medicijn

Nǐ kéyi bāng wǒ mǎi Zhōngyào ma?

‘Kun je Chinese kruiden voor me kopen?‘

Nǐ chī yào le ma?

‘Heb je je medicijnen ingenomen?‘

kǔ

苦

bijvoeglijk naamwoord

bitter

Xièxie, wǒ bù chī, tài kǔ le!

‘Dank je, ik hoef niet, dat is me te bitter!‘