Inleiding
Eng nut en breed nut:
Chinees in tien verdiepingen
Waarom Chinees in het Voortgezet Onderwijs? In de huidige wereld ligt het antwoord voor de hand. Het belang van China in die wereld groeit met de dag – economisch, geopolitiek, ecologisch – en daar móet Nederland iets mee. Bij voorbeeld die berucht moeilijke taal leren, en dat gaat makkelijker op je vijftiende dan op je vijfendertigste. We hebben in dat opzicht een achterstand in te lopen. In landen als de Verenigde Staten en Canada, het Verenigd Koninkrijk, Australië en Nieuw-Zeeland, Frankrijk en Duitsland is men ver met de ontwikkeling van lesmateriaal en lerarenopleidingen, en met de verspreiding, de organisatie en de kwaliteitsbewaking van het vak. Nederland mag de boot niet missen.
Maar is dat de enige reden? Nee. Bovenstaande overweging is legitiem en belangrijk, maar er is meer. Ten eerste is China niet langer een exotisch, mysterieus land dat we kennen van horen zeggen, een mythische beschaving die toch een beetje klinkt als een andere planeet en figureert in geschiedenisboeken, musea en de verhalen van een enkele ontdekkingsreiziger. China is nu nadrukkelijk aanwezig in een snel globaliserende wereld, ook in talig en cultureel opzicht. Het is niet meer dan normaal dat we voor die wereld belangstelling tonen in ons onderwijs, zelfs als een cursus Chinees in het VO niet garandeert dat je op je vijfentwintigste miljonair bent.
Ten tweede kan belangstelling voor de rest van de wereld juíst bij grote afstand tussen het eigene en het andere extra vruchtbaar zijn. Dat zou je de waarde van het verschil kunnen noemen, en een breder nut dan wat de handelsbalans kan laten zien. Hoe meer een vreemde taal en cultuur verschillen van de eigen taal en cultuur – geen van beide zijn natuurlijk eenvormig – des te meer kan onderwijs aanzetten tot nadenken. Nadenken over dat andere, zeker, maar ook over het eigene; en over wat het betekent iets als anders of eigen te beschouwen; en over de vraag of het eigene, een taal bij voorbeeld, vanzelf spreekt.
Laten we ervan uitgaan dat het een zinnig idee is Chinees aan te bieden in het Nederlandstalig VO, getuige ook de belangstelling bij leerlingen, ouders en schoolleiders. Hoe staan we er dan voor? Welnu, er is werk genoeg, want het ontbreekt aan ervaring met het vak als geheel, aan goed lesmateriaal en aan gekwalificeerde leerkrachten. Dat is geen reden voor pessimisme: het is de normale situatie voor een vak dat aan het begin staat. Daarbij hoort ook vrolijke opwinding en een zekere anarchie. Iedereen bedenkt en doet van alles, men gaat koortsachtig bij elkaar te rade, en van meet af aan klinken diverse antwoorden op de vraag hoe je dat doet, Chinees in het VO. Dat is, alweer, heel gewoon: want het kán ook op allerlei manieren.
Chinees in tien verdiepingen is één zo’n antwoord. Het komt voort uit de wens van het Sinologisch Instituut aan de Universiteit Leiden een bijdrage te leveren aan het VO. Auteurs en redacteur doen dat vanuit ruime ervaring in het Hoger Onderwijs en het VO, na twee voorbereidende stappen: (1) kritische analyse van internationaal beschikbare leergangen, uit China en uit westerse landen, met als conclusie dat eigen productie van een Nederlandstalige leergang de voorkeur verdient; (2) een pilot-project met een eerste versie van deze leergang, aan het Visser-’t Hooft Lyceum (Leiden), het Erasmiaans Gymnasium (Rotterdam) en het Gymnasium Haganum (Den Haag), met uitlopers naar andere scholen waar Leidse sinologen het materiaal in wording hebben gebruikt.
Chinees in tien verdiepingen is een solide en stimulerende inleiding in het Mandarijn, de Chinese standaardtaal, en geeft de leerling een stevige basis voor allerhande vervolgcursussen. Met een boek en een website vol geluidsmateriaal en andere online faciliteiten bieden we systematische taalverwerving, doorspekt met uitstapjes naar de Chinese cultuur en samenleving van vroeger en nu. Die lopen van klassieke cultuur tot recente maatschappelijke ontwikkelingen: van dichters uit de Táng-dynastie tot sociaal-economische vraagstukken in het China van vandaag, zoals de tweehonderd miljoen boeren die op drift zijn van het arme platteland naar de relatief veel rijkere steden.
Voor taalverwerving heeft de leergang een flinke bandbreedte. Dat maakt hem flexibel inzetbaar, afhankelijk van de wensen van leerlingen en docenten, en van de manier waarop scholen het vak willen inpassen in hun programma; daarover straks meer. Langs de basisroute door het materiaal kan iedere leerling aan de slag met de vier vaardigheden (luisteren, spreken, lezen, schrijven), maar voor ambitieuze leerlingen bevat de leergang een rijkdom aan extra materiaal en verdere verdieping. Chinees.... is er steeds op gericht de leerling te activeren, onder begeleiding van de docent en tijdens individueel werk op school of thuis: zowel in de opzet van lesteksten, oefeningen en grammaticale uitleg als in het aanbod van maatschappelijke en culturele achtergrondinformatie en leesvragen.
Bij de uitspraak is een goed begin cruciaal, zeker als het gaat om een taal die zo anders is dan het Nederlands. Zo kunnen dezelfde woorden op verschillende toon verschillende dingen betekenen: jièyān betekent ‘stoppen met roken’, maar zeg je jièyán, dan betekent dat ‘de staat van beleg afkondigen’. Sleutelbegrippen zijn bewustzijn – van wat je oren en je mond moeten doen, en hoe dat al dan niet past in de vakjes van het Nederlands –, zorgvuldigheid en oefening. Daarom bouwen we voort op Jeroen Wiedenhofs De uitspraak van het Mandarijn in 101 oefeningen (Amsterdam, 2006), een glashelder en op Nederlandstaligen gericht boek met CD-rom dat ook tijdens de pilot van de leergang met succes is ingezet. Docenten doen er in ieder geval goed aan dit boek te laten gebruiken voor het aanleren van basiskennis en ‑vaardigheden op uitspraakgebied, voordat ze met Chinees in tien verdiepingen beginnen of gelijktijdig daarmee; bovendien bevat het grote hoeveelheden extra oefenstof. Daarnaast raden we schoolleiders aan voor de bibliotheek Wiedenhofs Grammatica van het Mandarijn (Amsterdam, 2004) aan te schaffen, en leerlingen en ouders te wijzen op dat boek, een standaardwerk met veel aandacht voor de dagelijkse spreektaal.
De status van grammatica in het VO-taalonderwijs is omstreden, en de veelheid van definities van dat begrip maakt de zaak er niet eenvoudiger op. Auteurs en redacteur van deze leergang zoeken welbewust een middenweg tussen een puur communicatieve benadering en een aanpak met overdreven nadruk op grammatica óm de grammatica. Wij geloven niet dat grammatica een boze heks is, of juist een goede fee. Ze is domweg onderdeel van onderwijs, en wie leerlingen wil helpen de afstand tussen het Nederlands en het Chinees te overbruggen moet hun het werktuig van de grammatica niet onthouden. Wij definiëren dat werktuig hier als reflectie op de werking van de taal, welbewust gericht op effectieve taalproductie en geslaagde communicatie. Een fraai voorbeeld van die werkwijze is te vinden in het boek dat bovenaan eindigde tijdens de analyse van internationaal beschikbaar lesmateriaal, Hànyǔ van Peter Chang, Alyce MacKerras en Yu Hsiu-ching (Melbourne, 1996). Net als dat boek bedt Chinees in tien verdiepingen grammaticale uitleg zorgvuldig in, binnen een lesomgeving die de taal voortdurend aanbiedt in chunks, ofwel hapklare, idiomatische uitdrukkingen en korte zinnetjes.
In de pilot was onze ervaring dat leerlingen het leuk vinden te puzzelen met zinspatronen en dergelijke, zeker wanneer die heel anders werken dan in het Nederlands. Ook in dit opzicht biedt de leergang ruimte voor individuele invulling door leerlingen en docenten. In iedere les komt grammatica eerst puntsgewijs in het kort ter tafel, ná thematische dialogen, mondelinge oefeningen en opbouw van het lexicon, en voordat de leerlingen aan de slag gaan met aanvullend oefenmateriaal, nu niet alleen mondeling maar ook schriftelijk. Vervolgens bieden we na twee zulke sets van dialogen en oefeningen in iedere les aanvullende grammaticale uitleg. Die functioneert dus niet als keurslijf maar als vangnet, en wordt ook weer onmiddellijk toegepast op oefenzinnen in levensecht, nuttig taalgebruik. Leerlingen en docenten kunnen heen en weer springen tussen “Grammatica in het kort” en “Grammatica: het hele verhaal”, of het materiaal behandelen in lineaire volgorde.
Daarmee komen we op een overzicht van de opbouw van de leergang als geheel. Voor het idee van een flatgebouw met zijn verschillende bewoners als hoofdpersonen en sprekers zijn we schatplichtig aan Ulla Göransson en Hans Lindholms Nybörjarsvenska (Lund, 1981). Nadat we in “Verstaan en spreken” eerst de tongen en de oren hebben losgemaakt, treden in de sectie “Dialoog” van elke les die hoofdpersonen op in gesprekken in alfabetische transcriptie, het zogeheten pīnyīn. Dan komt een woordenlijst met vertalingen en voorbeeldzinnen voor elk lemma, waarbij de leerling alle woorden in transcriptie actief moet beheersen. Daarop volgen korte mondelinge oefeningen en een behapbaar aantal groot gedrukte Chinese karakters uit het gesprek die de leerlingen ook actief moeten beheersen. Ze leren dus wel alle woorden, maar niet alle karakters. (Wie meer karakters wil, om daadwerkelijk te leren of spelenderwijs mee aan de gang te gaan, vindt ze allemaal in de woordenlijst. Bovendien verschijnt verderop de hele dialoog nog eens in karakters, zodat de leerlingen kunnen wennen aan het beeld en het gevoel van Chinese teksten boven woord- en zinsniveau.) Zo sluiten we aan bij internationale trends die de leerlingen via pīnyīn in hun woordenschat een voorsprong laten nemen op hun kennis van de karakters; op hogere niveaus kun je dat weer gelijktrekken. Van die karakters schrijven we de vereenvoudigde vormen, zoals die sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw gebruikt worden in China zelf en in de overgrote meerderheid van opleidingen Chinees elders in de wereld. Dat laatste punt is een voorbeeld van kwesties rond het Chinese schrift als cultureel erfgoed, waarvan elke les er één behandelt.
Als gezegd gaan we na de sectie “Dialoog” verder met “Grammatica in het kort” en dan met een reeks oefeningen: pīnyīn en karakters oplezen, karakters schrijven met schrijfbladen en karakter-animatie op de website, vertalen, woorden invullen en vervangen, en al geleerde woorden en karakters inzetten om onbekende karakters te identificeren en hun betekenis te raden. Op die laatste activiteit sluit de volgende sectie naadloos aan: “Kijk en zoek” daagt de leerlingen uit hun karakterkennis visueel in te zetten om greep te krijgen op uiteenlopend, authentiek materiaal zoals een kunstwerk, een tijdschriftomslag of een boodschappenlijstje. Ter verrijking volgen dan “Meer woorden, meer taal!”, dat handige extra’s biedt bij de woordenschat – veelal sterk idiomatische, korte zinnetjes die vaak voorkomen in het dagelijks verkeer – en tenslotte “Achtergrond”, met maatschappelijke en culturele informatie en leesvragen. Onderwerpen van vroeger en nu variëren van de Chinese citer en de Verboden Stad tot de terreur van de Culturele Revolutie en corruptie onder ambtenaren op het hedendaagse platteland, enzovoort.
Elke les bevat dus twee onderdelen, van “Verstaan en spreken” tot “Achtergrond”. De basis wordt gelegd in “Grammatica: het hele verhaal”, met tientallen oefenzinnen en inhoudelijke aansluiting op de dialogen. Een essentiële aanvulling hierop is het geluidsmateriaal op deze website. In de veelheid van oefenzinnen gebruiken we af en toe woorden die de leerlingen niet actief hoeven te kennen, maar alleen in transcriptie en altijd vergezeld van een vertaling. Ook daarmee kunnen de leerlingen iets extra’s oppikken, en bovendien vermijden we zo eentonigheid in het lexicon. Behalve op de schrijfbladen is het de bedoeling dat de leerlingen al het schrijfwerk in een eigen schrift doen, niet alleen als het om hele zinnen gaat maar ook bij invuloefeningen. Het is essentieel dat ze daarin kilometers maken, zowel in transcriptie als in karakters.
Deel 1 van de leergang bevat lessen 1‑5, een herhalingsles en een alfabetische zoeklijst van woorden en karakters. Deel 2 werkt op dezelfde manier, met de volgende vijf lessen. Naar aanleiding van de pilot schatten we dat Delen I en II bij twee uur Chinees per week samen meer dan genoeg stof bieden voor twee schooljaren, zeker als de docent aanvullend cultureel materiaal aandraagt, bij voorbeeld vanuit de actualiteit van China in de media. Hoe lang de leerlingen ermee kunnen werken zal naast de route en de wijze van presentatie mede afhangen van de plaatsing van het vak in het programma als geheel, al dan niet binnen het curriculum.
Na afronding van Chinees.... kennen de leerlingen zowat 150 karakters actief – en misschien dus veel meer, afhankelijk van het gebruik van de leergang en persoonlijke ambities – en hebben ze een woordenschat van 350‑500 woorden: dat is een stevige basis voor uitbreiding van zowel productieve als receptieve vaardigheden. In termen van het Europees Referentiekader Moderne Vreemde Talen (ERK) is het ruwweg niveau A2, maar vanwege de nieuwheid van het vak is het moeilijk precieze voorspellingen te doen, vooral voor schrijfvaardigheid: gezien de aard van het Chinese schrift is dat een verhaal apart. Nogmaals: in dit stadium van de ontwikkeling van dit vak heeft eng nutsdenken weinig zin. Het gaat erom een groot, nauwelijks verkend gebied van groeiend internationaal belang te ontginnen, en te werken aan een bewustzijn van deze nieuwe wereldtaal als onderdeel van onze algemene ontwikkeling – en dan moet je érgens beginnen, en het bredere nut durven zien.
De makers van de leergang zijn betrokken bij de totstandkoming van een leerplan Chinees voor het Voortgezet Onderwijs met de bijbehorende eindtermen. De leergang is geschikt voor Chinees als extracurriculair keuzevak én als Chinees de status van officieel examenvak heeft verworven, in het laatste geval zowel voor het lange traject als voor de variant elementair. Het materiaal is zo ontworpen dat het bruikbaar is voor docenten met verschillende moedertalen, zolang ze het Mandarijn en het Nederlands maar goed beheersen. Via deze website hopen we een online platform te bouwen voor de uitwisseling van ervaringen, ideeën en aanvullingen. Alle commentaar is welkom, op info@tienverdiepingen.nl. We wensen collega’s en leerlingen veel plezier en succes!
Fresco Sam-Sin en Ans van Broekhuizen-de Rooij schreven het taalmateriaal. Inez Kretzschmar leverde de stukken over het Chinese schrift en maatschappelijke en culturele achtergrond. Ans van Broekhuizen-de Rooij verrichtte het grootste werk bij het verzamelen van afbeeldingen, met foto’s door onder anderen David Hiscock en Fresco Sam-Sin. Maghiel van Crevel is initiator, coördinator en redacteur van Chinees in tien verdiepingen.
Leiden, voorjaar 2008
|