Les 6

Woordenlijst

1.

zǒu

werkwoord

lopen, weggaan

Sān diǎn le, wǒmen zǒu ba.

‘Het is al drie uur, laten we gaan.‘

2.

le

markeert scheidslijn in tijd

Chī fàn le!

‘Eten!’

Nǐ hǎo le!

‘Je bent weer beter!‘

3.

Sānlǐtúnr

三里屯儿

plaatsnaam

Sānlǐtúnr (een wijk in Peking-oost met veel bars)

Wǒ mā bú yào wǒ qù Sānlǐtúnr.

‘Mijn moeder wil niet dat ik naar Sānlǐtúnr ga.‘

4.

cāi

werkwoord

raden

Máomao, nǐ cāi-yi-cāi āyí gěi nǐ mǎi shénme le?

‘Máomao, raad eens wat tante voor je heeft gekocht?‘

5.

zěnme

怎么

vraagwoord

hoe, hoezo

Dào nàr zěnme zǒu ne?

‘Hoe moet ik daarheen lopen?‘

Nǐ zěnme bú gàosu tā?

‘Hoezo vertel je het hem niet?‘

6.

yī … jiù

一…就

zodra… dan

Wǒ yì shuō Zhōngguóhuà, tāmen jiù zǒu le.

‘Zodra ik Chinees ga spreken, gaan ze ervandoor.‘

7.

yīfu

衣服

zelfstandig naamwoord

kleren

Nǐ dà le. Wǒ míngtiān gěi nǐ mǎi yīfu.

‘Je bent gegroeid. Morgen koop ik kleren voor je.‘

8.

dìfang

地方

zelfstandig naamwoord

plaats, plek

Zhè shì shénme dìfang, nǐ zhīdào ma?

‘Weet jij wat voor plek dit is?‘

9.

chē

zelfstandig naamwoord

auto, voertuig

Běijīng rén duō, chē yě duō.

‘In Peking zijn er veel mensen en veel auto’s.‘

10.

zhème

这么

bijwoord

zulk, zo

Jiù zhème zǒu ba. Chē zěnme zhème duō ya?

‘Rijd maar zo. Hoe komen er hier zoveel auto’s?‘

11.

āyō

啊哟

uitroep: verbazing of pijn

Āyō! Nǐ lái le.

‘Oh! Daar ben je!‘

12.

néng

werkwoord

1. kunnen, in staat zijn

Bā Lìnà , nǐ néng bu néng bù shuō huà?

‘Bā Lìnà, kun je nou niet éven je mond houden?‘

2. mogen

Mā, wǒ néng qù ma?

‘Mam, mag ik gaan?‘

13.

kéyi (= kěyǐ)

可以

werkwoord

Yiis hier toonloos, maar heeft van zichzelf een derde toon. wordt dus , door toonsandhi. Dat transcriberen we ook, om de foute uitspraak kěyite vermijden.

1. mogen

Nǐ xiànzài kéyi zǒu le.

‘Je mag nu gaan.‘

2. in staat zijn, kunnen

Wǒ kéyi shuō ya.

‘Ik kan het echt wel zeggen hoor.‘

14.

nánpéngyou

男朋友

zelfstandig naamwoord

vriend (in liefdesrelatie)

Nǐ kàn tā! Shì tā de nánpéngyou ma?

‘Kijk hem nou! Is dat haar vriend?‘

15.

nán-

男-

bijvoeglijk naamwoord

mannelijk

nánháizi

‘jongen‘

16.

zhǎo

werkwoord

zoeken

Tāmen zhǎo huì shuō Zhōngguóhuà de Hélánrén.

‘Ze zoeken Nederlanders die Chinees spreken.‘

17.

kàn-jiàn

看见

werkwoord + aanvulling

zien

Wǒ kàn le bàn tiān, kěshi méi kàn-jiàn tā.

‘Ik heb een hele tijd gekeken, maar heb hem niet gezien.‘

Volgende pagina