Zicht op de lente
De staat vergaat maar berg en stroom bestaan,
De stad is lente, ’t lover groeit nu hard.
De tijd ontroert, de bloem vergiet een traan,
Van afscheid droef verschrikt de vogel ’t hart.
Oorlogsvuur brandt maand na maand na maand,
Een brief van thuis is goud bij al die smart.
Mijn grijze haren heb ik dun gekrabd,
Zodat geen speld ze vasthoudt in mijn kap.
|